EN ISO 11612 - Bescherming tegen hitte en vlammen

EN ISO 11612 - Vlamvertragende kleding- hitte, vlammen, vuur

Beschermkleding voor werknemers blootgesteld aan hitte en vlammen, met uitzondering van lassers en brandweerlui.

De drager wordt beschermd tegen korte contacten met een vlam, evenals (tot op zekere hoogte) tegen convectieve- en stralingshitte. EN ISO 11612 is de opvolger van de EN 531.

Wat houd de EN ISO 11612-norm in?

De norm kent met betrekking tot het doek een aantal testen. De resultaten van deze testen worden weergegeven door de letters A, B, C, D, E en F. Staat er een letter niet genoemd, of is de klasse 'O' dan is de laagste waarde niet gehaald of werd de test niet uitgevoerd. De kleding biedt dan geen bescherming tegen deze eigenschap.

In het kort de testen en coderingen uitgelegd:

  • A - staat voor beperkte vlamverspreiding;
  • B - staat voor convectiewarmte, 3 te behalen niveaus: B1, B2, B3, waarbij 3 het hoogste niveau is;
  • C - staat voor stralingswarmte, 4 te behalen niveaus: C1, C2, C3 en C4 waarbij 4 het hoogste niveau is;
  • D - staat voor aluminiumspatten, 3 te behalen niveaus: D1, D2, D3 waarbij 3 het hoogste niveau is;
  • E - staat voor ijzerspatten, 3 te behalen niveaus: E1, E2, E3 waarbij 3 het hoogste niveau is;
  • F - staat voor contactwarmte, 3 te behalen niveaus: F1, F2 en F3 waarbij 3 het hoogste niveau is.

Verschillende testen en coderingen uitgebreid uitgelegd:

11612 A (ISO 15025)

Bij deze testmethode wordt een doekstaal gedurende 10 seconden bevlamd. Hierbij moeten de navlamtijd, nagloeitijd en gatvorming binnen de waarden - gesteld in de norm - vallen. Deze test komt overeen met EN 531A. De bevlamming kan op twee manieren uitgevoerd worden:

  • Procedure A (levert A1) is de horizontale bevlamming
  • Procedure B (levert A2) is de kantbevlamming

11612 B (ISO 9151)

Convectieve warmte: bepaling van de warmtegeleiding bij blootstelling aan vlammen. Het staal wordt boven de vlam gehouden en d.m.v. een caloriemeter wordt aan de bovenzijde de temperatuurstijging gemeten. Er wordt gemeten hoeveel seconden het staal blootgesteld kan worden totdat er een temperatuurstijging ontstaat van 24°C.

  • B1: 4 < 10 seconden
  • B2: 10 < 20 seconden
  • B3: 20 en meer seconden

11612 C (ISO 6942)

Blootstelling aan warmtestraling. Bij deze testmethode wordt het doek blootgesteld aan hittestraling doormiddel van infraroodstraling. Via een caloriemeter wordt aan de andere zijde van het doek de temperatuurstijging gemeten. Er wordt gemeten hoelang het doek aan hitte blootgesteld kan worden voordat er een temperatuurstijging van 24°C ontstaat. Deze testmethode komt overeen met die van de EN ISO 11611, maar kent een andere klassering:

  • C1: 7 < 20 seconden
  • C2: 20 < 50 seconden
  • C3: 50 < 95 seconden
  • C4: 95 en meer seconden

11612 D en E (ISO 9185)

Deze test meet de bescherming tegen spetters van gesmolten metaal. Een membraam (imitatie van de huid) wordt aan de achterzijde van het doek aangebracht. Vervolgens wordt een hoeveelheid gesmolten aluminium (voor code D) of gesmolten ijzer (voor code E) opgebracht. De membraam mag dan niet vervormen.

Bij gesmolten aluminium is de klassering: 

  • D1: 100 < 200 gram
  • D2: 200 < 350 gram
  • D3: 350 gram en meer

Bij gesmolten ijzer is de klassering:

  • E1: 60 < 120 gram
  • E2 120 < 200 gram
  • E3: 200 gram en meer

11612 F (ISO 12127)

Een nieuwe test t.o.v. de EN 531: contacthitte.

De klassering hierbij:

  • F1: 5 < 10 seconden
  • F2: 10 < 15 seconden
  • F3: 15 seconden en meer

11612 WNN

Optionele test voor bescherming tegen regen. De eerste N verwijst naar de classificatie voor waterdichtheid, de tweede N naar de classificatie voor waterdampdoorlaatbaarheid. Zie EN 343.

Welke eisen worden er in de EN ISO 11612 norm gesteld?

Het model moet altijd voldoen aan de vlamverspreiding A1 of A2 en aan tenminste 1 van de overige coderingen (B tot F). Het etiket moet aangeven welke klassering gehaald wordt. Hardware moet eenzijdig verdekt zijn er moet voldoende overlapping zijn tussen jas en broek (20 cm bij rechtop staan).

Een aantal modeleisen zijn van toepassing wanneer de codering D en/of E van toepassing is:

  • Geen omslagen aan mouwen en broekspijpen.
  • Buitenzakken voorzien van kleppen aan de beide zijden 10 mm breder zijn dan de zakopening. Dit is niet van toepassing voor zijzakken onder de taille waarvan de opening een hoek maakt van minder dan 10° met de verticale naad.

De sluitingen moeten:

  • Een beschermende flap hebben.
  • Knoopafstand maximaal 15 cm.
  • Halsopeningen moeten een sluiting hebben.
  • Broekspijpen mogen zijsplitten hebben, op voorwaarde dat ze afsluitbaar zijn en dat de split en sluiting afgedekt zijn door een klep.

Wat is er gewijzigd t.o.v. de EN 531?

  • De voering moet vlamvertragend zijn als de code A buitenstof (zonder nabranden, smelten en gatvoerming).
  • Vlamvertragendheid wordt getest na het maximale aantal wasbeurten (=50).
  • Eisen aan de naden m.b.t. naadsterkte (minimaal 225 N) en vlamvertragendheid.
  • Vlamvertragendheid en hitteresistentie en fournituren.